Millingen in oude ansichten: het Heilig Hart beeld


Hier volgt een overzicht van mijn verzameling oude ansicht- en prentbriefkaarten van Millingen aan de Rijn. Op dit moment bestaat mijn verzameling uit circa 300 kaarten. Uiteraard blijft de verzameling groeien en ben ik continu op zoek naar ansicht of prentbriefkaarten. Heeft u oude ansichten van Millingen neem dan contact op met:

Erik Janssen, Eisenhowerstraat 35, 6566 CR Millingen aan de Rijn. Telefoon 0481-432310

 


Klik op de ansicht en u ziet het originele formaat, veel plezier

 Home


Hoe God verdween uit het Millingse dorpshart Heilig Hartbeeld. Door BAS VAN DER HOEVEN,  publicatie Dagblad de Gelderlander 9 augustus 2003. Een uitgebreide versie van de geschiedenis van het Millingse Heilig Hartbeeld met veel unieke foto's, staat in het Millings Jaarboek 2003. In 1922 werd in het dorpshart van Millingen een Heilig Hartbeeld onthuld. Het zou 'eeuwenlang moeten getuigen van den godsdienstzin der Millingenaren'. Het liep anders.

In de jaren vijftig rustte Gods zegen nog op Millingen. Kruidenier Jan Houkes, die pal tegenover het beeld een winkel had, was blij dat het Heilig Hartbeeld verdween. „De Heer kijkt de hele dag op mijn weegschaal om te controleren of ik de boel niet belazer.”

Bijna veertig jaar had God een oogje op Millingen. Meer dan levensgroot torende Jezus op een drie meter hoge sokkel boven de bewoners van het dorp uit. Van 1922 tot 1959 stond het H.Hartbeeld op de splitsing van Heerbaan en Eijckelhofstraat. Op een vluchtheuvel midden op de zijweg. Zijn armen uitgestrekt als wilde hij wijzen naar de enige twee wegen om het dorp te verlaten: richting Kleef of richting Nijmegen. De derde weg, over het water naar het zondige noorden, leek zijn goedkeuring niet te hebben. Als een verkeersagent met tien geboden en nog meer verboden onder zijn mantel herinnerde het beeld de dorpelingen dagelijks aan de ernst van het bestaan. Pastoor Lambertus van Boxmeer (Veghel, 1874) was een groot vereerder van het Heilig Hart. Door zijn inspanningen kon het kostbare godsbeeld geplaatst worden. Van Boxmeer was pastoor in Millingen van 1919 tot 1933. Wat de herder voor het geestelijk welzijn van zijn kudde heeft betekend, is moeilijk te achterhalen. Wat wel vastligt, is dat de priester vele aardse zaken voor elkaar kreeg gedurende zijn veertienjarig pastoraat. Van Boxmeer zorgde voor uitbreiding en modernisering van het door nonnen bestierde gasthuis St.-Jan de Deo. Het aantal klassen van de katholieke jongensschool werd uitgebreid en onder het motto dat een zuivere jongensziel het best floreert in een gezond lijf, werd een gymzaal gebouwd. De fraai bewerkte communiebank, het marmeren St.-Antoniusaltaar en het door Pels uit Alkmaar gebouwde orgel completeerden onder bewind van Van Boxmeer het interieur van de St.-Antonius van Paduakerk. Maar de mooiste dag moet voor de godsvruchtige man 29 mei 1922 zijn geweest. Het was tropisch warm op die Hemelvaartsdag. In de namiddag trok een onafzienbare stoet van geestelijke en wereldlijke leiders vanuit de kerk naar het nog verhulde beeld tegenover het gemeentehuis. Drie fanfarekorpsen zetten de plechtigheid luister bij en kinderen en volwassenen zongen over de oneindige liefde van het H.Hart. Pastoor Van Boxmeer hield een stichtelijke preek en daarna onthulde, zegende en verkoelde hij Jezus met zijn wijwaterkwast. Schoolkinderen legden bloemen aan de voet van het beeld en pastoor De Klijn uit Tilburg hield een feestrede vanaf het raadhuisbordes. De Klijn sprak volgens de Gelderlander van 30 mei 1922 'vol geestdrift over de grote liefde van Christus, daarbij allen tot wederliefde aansporende'. In de kerk werd de plechtigheid met een lof afgesloten. Ook de verslaggever van de Gelderlander was blijkbaar geďmponeerd door het beeld: 'Het onthulde monument maakt een machtigen indruk en doet het atelier van den heer Custers uit Stratum, alwaar het ontworpen en vervaardigd is, alle eer aan. Het eigenlijke beeld heeft een hoogte van 2,25 meter en werd gehouwen uit een stuk Franschen witte steen. De houding en gelaatsuitdrukking der figuur is indrukwekkend. Het voetstuk bestaat uit deels witten, deels blauwen steen en is smaakvol geornamenteerd. Het geheel bereikt een hoogte van 5,25 meter boven den beganen grond. Geplaatst op het schoonste en drukste punt van het dorp, moge het daar eeuwenlang getuigen van den godsdienstzin der Millingenaren'. Die laatste wens kwam niet uit. nog geen veertig jaar na de feestelijke inwijding werd God uit het dorpshart verwijderd. Pastoor Van Boxmeer hoefde de deportatie van zijn heiland niet meer aan te zien, hij overleed plotseling op 16 augustus 1933.

Duizenden malen had het beeld de zon achter het gemeentehuis zien ondergaan. Had paard en wagen en handkar plaats zien maken voor door verbrandingsmotoren aangedreven vehikels. Jarenlang stampten laarzen door het dorp. Op de koppelriemen van de langsmarcherende horde stond Gott mit Uns. Onverstoorbaar zag God hoe het dorp onder water liep. Mensen vluchtten over de rivier naar het noorden en keerden terug met weinig meer dan de hoop op een beter leven. Dat leven kwam. Op het moment dat zijn sokkel een ontmoetingsplaats voor jongeren werd, moest het beeld wijken. De verkeersregelaar van de ziel stond in de weg, belemmerde de gemotoriseerde mens in zijn jacht naar welvaart. God zag nog hoe losbandige jeugd zijn voetstuk misbruikte als hangplek. Hij zag de dorpsagent rond elf uur 's avonds de jeugdige meute verdrijven, omdat ze te luidruchtig was. Misschien heeft Jezus die ene keer geglimlacht. Toen hij zag dat de uit zijn bed gebelde wachtmeester onder zijn inderhaast aangeschoten uniformjas nog een gestreepte pyjama droeg. De sokkel, waaruit aan vier zijden het versteende water van Eufraat, Tigris, Nichon en Phison stroomde om de verspreiding van het evangelie naar alle windstreken te verzinnebeelden, werd gesloopt en verdween. Het beeld kreeg een plaats bij de basisschool. En zelfs daar staat het met de rug naartoe. Kort voor het aanbreken van de jaren zestig waarin Jezus Christus een superster werd en de jongeren zijn haardracht en het prediken van de geweldloze revolutie imiteerden, werd God verbannen uit het Millingse dorpshart. En uit de harten van de dorpelingen. Hij kijkt nu uit op de kerk en ziet de meeste van zijn volgelingen alleen nog als ze worden gedoopt of gaan trouwen. En als ze naar hun laatste rustplaats worden gebracht. Dan ziet hij soms een van de kinderen terug die destijds bloemen legden bij zijn voetstuk. Op die snikhete dag in mei 1922.